België investeert 50 miljoen euro over 5 jaar om de bevolking weerbaarder te maken en de woestijnvorming tegen te gaan in 4 Sahellanden. Op die manier bouwt ons land mee aan de Grote Groene Muur. Een stand van zaken.

De Sahel – met landen als Mali en Niger – komt geregeld in het nieuws omwille van zijn politieke instabiliteit. Terzelfder tijd is het een regio die zwaar gebukt gaat onder droogte en woestijnvorming. De klimaatverandering slaat er extra hard toe. Toch heeft de straatarme bevolking er vaak geen andere keuze dan niet-duurzame landbouwpraktijken toe te passen. Met als gevolg een voortschrijdende aftakeling van de bodems. Een vicieuze cirkel!

 

Grote Groene Muur

Om het schrikbeeld van een genadeloos uitdeinende Saharawoestijn een halt toe te roepen, besloot de Afrikaanse Unie in 2007 om een ‘Grote Groene Muur’ uit te bouwen: de herbebossing van een strook van 15 km breed en zo’n 8.000 km lang - van de Afrikaanse westkust in Senegal tot de oostkust in Djibouti en Ethiopië.

Ondertussen is men al een tijdje afgestapt van de idee om louter massaal bomen aan te planten op 100 miljoen hectare land. Het gaat er nu om systemen op te zetten waardoor de bevolking in zijn levensonderhoud kan voorzien zonder de leefomgeving aan te tasten. Anders gezegd: het gebied moet uitgroeien tot een mozaïek aan systemen van ‘veerkrachtig en duurzaam landgebruik’ die klimaatextremen beter aankunnen.

 

België doet mee

Schattingen lopen uiteen, maar grosso modo zou zo’n 15% van de Groene Muur gerealiseerd zijn. Er is dus nog heel veel werk aan de winkel om klaar te zijn tegen 2030! België zet alvast mee zijn schouders onder het initiatief. Organisaties zoals APEFE en Ondernemers zonder Grenzen leverden al mooie bijdragen. In 2020 besloot toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Kitir om daar een schep bovenop te doen. Ze maakte 50 miljoen euro vrij voor een periode van 5 jaar (2022-2026). Doel: de kwetsbare bevolking weerbaarder maken en de woestijnvorming tegengaan in 4 Belgische partnerlanden in de Sahel: Burkina Faso, Niger, Mali en Senegal.

 

Zicht op een typisch dorp in de Sahel (Goumandey Seyni, Niger). © Enabel/Colin Delfosse

 

40.000 hectare, 650.000 mensen

Ondertussen loopt het programma al een jaar. Het Belgisch Ontwikkelingsagentschap Enabel heeft in die tijd een stevige basis gelegd om de komende jaren vlot vooruitgang te kunnen boeken. En dat vergde heel wat studiewerk, onder andere om de concrete noden te bepalen. Er werden ook 18 veelal lokale ngo’s en bedrijven geselecteerd die de activiteiten mee zullen helpen uitvoeren.

Om de kans op slagen te verhogen, koos Enabel voor gebieden waar het al werkzaam is en dus de context al goed kent. Bovendien levert dat ook synergiën op met andere projecten. Het agentschap bakende in de 4 landen een welbepaald aantal gemeenten af waar het klimaatprogramma zal plaatsvinden. Op die manier hoopt het 10.000 hectare land te herstellen per deelnemend land – 40.000 in totaal - en de levensomstandigheden te verbeteren van 650.000 mensen.

 

Holistische aanpak

Het heeft geen enkele zin al te snel en ondoordacht te werk te gaan. Want alleen een holistische aanpak die met tal van facetten rekening houdt, kan vruchten afwerpen. Zo wil het klimaatprogramma gedegradeerd land herstellen. Het betreft volledig kale of sterk verarmde grond waar nauwelijks landbouw mogelijk is. De bodem kan er nog heel moeilijk water absorberen. Daarom moet de grond er opengebroken worden en kunnen er grassen, bomen of struiken aangeplant worden.

Maar het herstel van gedegradeerde bodems kan niet los gezien worden van een beter beheer van de waterbronnen. De huidige landbouwpraktijken leiden tot uitputting van het al schaarse beschikbare water en daar komt de klimaatverandering nog bovenop. Om niet nog meer land te degraderen moet de bevolking op een meer duurzame manier met water en bodem omgaan. Onder andere door meer regenwater op te vangen en het water optimaal te gebruiken. Er kunnen ook kleine dammen aangelegd worden om het vee te drenken of akkers mee te bevloeien. Of er kunnen putten geboord worden om het ondergrondse water te benutten. Voor het waterbeheer werkt Enabel samen met de agentschappen van de diverse rivierbekkens en met beheercomités waarin de plaatselijke bevolking zetelt.

Om duurzamer om te gaan met bodem en water, ziet Enabel vooral heil in agro-ecologische technieken: landbouwpraktijken die zich niet louter richten op productiviteit maar ook oog hebben voor de ecologische duurzaamheid van het geheel. Ook sociale en economische aspecten worden niet vergeten. Een voorbeeld is de combinatie van landbouw met bomen die voor extra inkomen zorgen (boslandbouw of agroforestry). Ook veeteelt en landbouw kunnen geïntegreerd worden waarbij de dieren de vruchtbaarheid van het land verhogen. De verkoop van vlees of melk levert dan weer extra inkomsten. Agro-ecologische technieken versterken de weerbaarheid van de boeren en stabiliseren de landbouwproductie.

Enabel ziet er ook op toe dat het zoveel mogelijk vertrekt van al bestaande duurzame praktijken. Zo kunnen er lange, slingerende stenen muurtjes gebouwd worden op hellingen die snel afvloeiend water tegenhouden en erosie tegengaan. Halvemaanvormige muurtjes houden dan weer regenwater en vruchtbaar bezinksel tegen. Een boompje dat er geplant wordt, maakt veel meer kans om te overleven.

Het moet ook duidelijk zijn wie precies eigenaar is van de gronden of er gebruik van mag maken. Al te vaak ontstaan er conflicten omdat bijvoorbeeld rondtrekkende veehouders hun vee laten grazen op land dat een sedentaire landbouwer wil bewerken. Dient het herstelde land enkel om de biodiversiteit te ondersteunen of kan het ook benut worden door landbouwers en/of veehouders? Dergelijke zaken moeten ondubbelzinnig uitgeklaard worden. Alleen als een boer duidelijk zicht heeft op zijn grondrechten, zal hij volop in het land investeren.

De omstandigheden veranderen continu. Vandaar dat tevens onderzoek nodig is om daar tijdig op in te spelen en indien nodig de praktijken aan te passen. Ook de civiele samenleving speelt een belangrijke rol. Zij vertolken de stem van de gemeenschap en dienen de overheden ter verantwoording te roepen. In het kader van het klimaatprogramma konden vorig jaar 8 jonge klimaatactivisten uit de Sahel deelnemen aan de klimaattop in Sharm-el-Sheikh.

Jongeren en vrouwen krijgen bijzonder veel aandacht in het klimaatprogramma. Zo bevatten de projecten die de geselecteerde ngo’s uitvoeren steevast een luik gewijd aan economische opportuniteiten voor jongeren en vrouwen. Vaak worden ze nauw betrokken bij het herstel van gedegradeerd land. Dergelijk land is immers nutteloos en wordt door niemand opgeëist. Als vrouwen en jongeren meewerken aan de herwaardering ervan, kunnen ze ook mee beslissen over het toekomstig gebruik van die herstelde landen.

Vanzelfsprekend is ook ‘capaciteitsopbouw’ – vormingen en ondersteuning – onontbeerlijk in het klimaatprogramma. Lokaal betreft het de introductie van goede praktijken voor de omgang met water en bodem. Op het regionale niveau draait het vooral rond beleidsformulering. De nationale overheden ten slotte krijgen ondersteuning om hun nationally determined contributions (NDC’s) goed op te volgen. Dat zijn de bijdragen in de strijd tegen de klimaatverandering die ze beloofd hebben in het kader van het klimaatakkoord van Parijs.

 

Bij het herstel van gedegradeerde bodems worden traditionele technieken gebruikt (project DURAZINDER in Niger). © Durazinder au Niger

 

Niet-hout-bosproducten

Na een jaar heeft Enabel niet alleen een stevige basis gelegd, het kon ook al enkele concrete resultaten halen. Zo ging een ngo in 3 gemeenten in Burkina Faso al van start met de opwaardering van niet-hout-bosproducten: vruchten, bladeren, honing, harsen… De karitéboom heeft bijvoorbeeld heel veel toepassingen. Vrouwen leren de producten te verwerken tot wijn, confituur, poeder en zo meer.

Er werd ook een tool verdeeld dat rondtrekkende veehoeders kostbare informatie verleent via hun smartphone. Denk aan goede voederplaatsen, de beschikbaarheid van water en het veiligheidsniveau. De tool was een realisatie van wehubit, een programma van Enabel dat digitalisering inzet om duurzame ontwikkeling een duwtje in de rug te geven. Meteen een voorbeeld van hoe Enabel zoveel mogelijk zoekt naar synergiën.

 

Instabiele regio

Blijft de vraag: hoe is het mogelijk om te werken in een notoir politiek instabiele en onveilige regio? Het is duidelijk dat we in landen als Mali, Niger en Burkina Faso niet kunnen verder doen alsof er niets gebeurd is. Aangezien de ontwikkelingssamenwerking verschillende modaliteiten kent waarbinnen gewerkt kan worden, zal steeds gekeken worden naar het niveau (lokaal, centraal of regionaal) dat zich daartoe in deze omstandigheden het beste leent. Tegelijk willen we de bevolking niet in de steek laten. Dat vergt dus enige aanpassing maar het is niet onoverkomelijk. Daarnaast neemt Enabel steeds de nodige veiligheidsmaatregelen.

Bovendien werkt Enabel altijd heel nauw samen met de begunstigden op het terrein. De plaatselijke bevolking staat centraal bij de uitvoering van de projecten en hebben er veel belang bij. Dat is een enorm voordeel. Zo blijkt ook bij het klimaatprogramma dat de mensen heel positief zijn. En dat zal alleen maar groeien als ze merken dat er meer bewerkbaar land ter beschikking komt en hun inkomens stijgen.

Ondanks de vele uitdagingen waarmee de regio te maken heeft, is Enabel positief over het verdere verloop van het programma. In principe loopt het tot 2026 maar in werkelijkheid heeft het programma een horizon van minstens 10 à 15 jaar. Land herstellen en bomen aanplanten vergen nu eenmaal veel tijd om de volle impact te ontplooien. We kijken alvast uit naar een extra puzzelstuk voor de Grote Groene Muur.

 

Bronnen

SDGs

SDGs